Hoe krijg ik mijn werknemers in beweging

Gezonde en fitte werknemers zijn meer tevreden, productiever, minder gestrest en minder vaak ziek. Voldoende beweging speelt hierbij een belangrijke rol. Investeringen in leefstijlbeleid en interventies lonen. Een investering van één euro levert 2 – 6 euro op aan productiviteitsverhoging en besparing op ziektekosten. (NISB 2011). Maar hoe krijgt u uw medewerkers in beweging?

De sociale omgeving blijkt van groot belang: sociale controle en een stimulerende sociale omgeving, zeker in combinatie met duidelijke, op het individu gerichte doelen, resulteert in zo’n 35% toename van de fysieke arbeid. Hoe kunt u dit concreet toepassen? Hiervoor zet ErgoProfs een aantal concrete voorbeelden voor u op een rij.

Organiseer een wedstrijd

Wie heeft het beste idee om collega’s in beweging te krijgen? Door een wedstrijd uit te schrijven komt het onderwerp op de werkvloer tot leven. Er wordt op een positieve manier over nagedacht en gesproken. Door uw medewerkers inspraak te geven heeft een idee bovendien een grotere kans van slagen. Het beste idee wordt uiteraard beloond en worden uitgevoerd.

Stimuleer trapgebruik

Kosteloos én effectief! Trapgebruik neemt toe wanneer de trap centraal ligt en gemakkelijk bereikbaar is. Door  invloed van licht, openheid, kunst, klimaat en muziek zal de sfeer eerder uitnodigen om de trap te nemen. U kunt gebruik van de lift juist onaantrekkelijk maken door bijvoorbeeld beperkte beschikbaarheid en toegankelijkheid. Daarnaast maakt u de voordelen van traplopen inzichtelijk door posters op te hangen met de voordelen van trapgebruik zoals: 15 minuten traplopen staat gelijk aan 30 minuten hardlopen. Het aanbrengen van kleurige pijlen en/of voetstappen op de vloer in de richting van de trap kan ook stimulerend werken.

Creëer diversiteit in werkplekken

Hierbij kunt u denken aan;

  • Zit-sta werkplekken: dit zijn bureaus die eenvoudig zowel op zit- als stahoogte ingesteld kunnen worden.
  • Sta vergaderruimte: uit onderzoek is gebleken dat staand vergaderen (max. 20 minuten) sneller en efficiënter  is dan zittend vergaderen. Creëer een aantrekkelijke vergaderplek met behulp van accessoires zoals beplanting en licht, maak gebruik van statafels en optioneel een paar krukken.
  • Lopend vergaderen. Sommige besprekingen zijn zeer geschikt om lopend uit te voeren. Lopen stimuleert de hersenactiviteit waardoor creativiteit wordt vergroot. Daarnaast is een goede wandeling niet alleen een prettige afwisseling, uw medewerkers krijgen meteen een gezonde dosis vitamine D  binnen.

Bied een Preventief Medisch Onderzoek (PMO) aan;

PMO is een uitstekende manier om meer te weten te komen over uw medewerkers als het gaat om persoonlijk gedrag en beweeggewoonten. Er kan op eigen verantwoordelijkheden gewezen worden en tegelijk kan er een persoonlijk beweegplan worden opgesteld. Opvolging en begeleiding zijn hierbij belangrijk om terugval te voorkomen. Een vertrouwenspersoon (leidinggevende, re-integratiemanager, bedrijfsarts, vitaliteitsadviseur) kan hierbij een rol spelen.

Voor elke maatregel geldt dat men sneller en gemakkelijker in beweging komt wanneer iets als positief wordt ervaren. Door hierover in gesprek te gaan met uw medewerkers krijgt u een beter beeld van de behoeften binnen uw organisatie. Enthousiasme is de drijvende kracht en van groot belang bij het invoeren van nieuwe maatregelen. Een gedreven medewerker kan een prima ambassadeur zijn om bevordering van beweging op de werkvloer voor u te promoten.

RSI aan de orde van de dag – Katrien de Graaf van ErgoProfs

 

Op 28 februari ‘International RSI Awareness Day’ organiseerde de RSI-vereniging haar 20-jarig jubileum. Een inspirerende middag bestaande uit diverse lezingen en workshops. Een van de onderwerpen die mij erg aansprak was ‘Multidisciplinaire richtlijnen voor aspecifieke KANS (klachten aan arm nek en schouders)’. Dat RSI voor werkgevers nog steeds aan de orde van de dag is blijkt wel uit de verzuimcijfers. Van alle beroepsziektes is 11% nog steeds RSI gerelateerd.

Multidisciplinaire richtlijnen zijn richtlijnen die gezamenlijk en actief door alle betrokken disciplines worden ontwikkeld en gehanteerd. Dit vraagt om een evenwichtige inbreng van alle betrokken zorgverleners en patiëntenverenigingen. Richtlijnen zijn geen wettelijke voorschriften, maar zoveel mogelijk op bewijs gebaseerde inzichten en aanbevelingen waaraan behandelaars kunnen voldoen om kwalitatief zo goed mogelijk zorg te verlenen. Zorgverleners kunnen, op basis van hun professionele autonomie afwijken van deze richtlijnen. Deze richtlijnen worden momenteel ontwikkeld voor aspecifieke KANS. Aspecifieke arm-, nek- en/of schouderklachten zijn klachten die (nog) niet onder een (andere) noemer kunnen worden ondergebracht. Oftewel, er is geen sprake van een specifieke aandoening zoals een tenniselleboog of carpaal tunnelsyndroom.

Door voor deze groep een behandelmethode te ontwikkelen ontstaat er meer duidelijkheid voor zowel de zorgverleners als de patiënt, zo kan een behandeltraject gestart worden waarbij de kans op herstel toeneemt.

Als werkplekadviseur sta ik direct in contact met de ‘patiënt’. Het informeren van de klant over de mogelijkheden als aanvulling op het werkplekadvies kunnen van wezenlijk belang zijn voor het herstel van de medewerker. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om deze kennis  over te brengen op zowel de werkgever als werknemer. Ik ben erg enthousiast over deze nieuwe ontwikkeling en kijk uit naar de publicatie van deze richtlijnen.